Op 10 januari 2019 trad de Wet van 21 december 2018 in werking betreffende onderhoudsbijdragen ten aanzien van kinderen. Intussen deed deze nieuwe wet zich al grondig voelen in de dagelijkse praktijk.
Doelstelling van de wet
De wet beoogt een meer objectieve en transparante berekening van onderhoudsbijdragen die voor kinderen betaald worden.
Het is inderdaad belangrijk dat een overeenkomst tot regeling van de kosten voor de kinderen grondig en duidelijk is opgesteld. De regeling van kosten voor de kinderen kan immers worden herzien wanneer zich gewijzigde omstandigheden voordoen met betrekking tot de ouders en kun inkomsten, de verblijfsregeling van de kinderen,…
De beoordeling van een verzoek tot wijziging kan vanzelfsprekend enkel correct gebeuren als ook duidelijk is wat de “begintoestand” was ten opzichte waarvan er nadien een wijziging zou zijn opgetreden.
Ik kom hier met met cliënten telkens op terug: een bedrag aan onderhoudsgeld zegt eigenlijk niet veel, als niet duidelijk is welke kosten dat bedrag juist dekt, en wat de onderliggende regeling is met betrekking tot verblijf van de kinderen, verdeling kindergeld, toekenning fiscaal voordeel…
So far so good: we zijn het er dus over eens dat een goede regeling over onderhoudsgeld voor kinderen ook duidelijk moet bepalen welke lading het onderhoudsgeld dekt, en hoe de rest van de regeling over de kinderen eruit ziet.
De nieuwe wet
De wijzigingen die door de wetswijziging werden ingevoerd, situeren zich op 2 vlakken, enerzijds op vlak van de motivering van de vastgestelde onderhoudsbijdrage en anderzijds wordt voorzien in een verduidelijking en indicatieve oplijsting van de categorie buitengewone kosten. Daarnaast worden ook een aantal clausules voortaan verplicht op te nemen in de overeenkomsten.
Overeenkomst over onderhoudsbijdragen voor kinderen
Er wordt een verplichting ingevoerd tot het motiveren van het bedrag van de onderhoudsbijdragen ten aanzien van kinderen. Deze verplichting bestond wettelijk al voor rechterlijke beslissingen tot vaststelling van onderhoudsbijdragen, en wordt nu uitgebreid naar alle overeenkomsten waarbij zo’n bijdrage wordt vastgesteld.
Met andere woorden: er moet dus worden toegelicht hoe men tot het vastgestelde bedrag is gekomen.
Op die manier heeft de rechter die achteraf een verzoek tot herziening van de onderhoudsbijdrage moet behandelen, zicht op de criteria die de ouders hanteerden om het oorspronkelijke bedrag te berekenen. Het zou het voor de rechter eenvoudiger moeten maken om na te gaan of die criteria inmiddels al dan niet zijn gewijzigd.
Maar hoe gebeurt die motivering dan precies? Door de verblijfsregeling voor de kinderen te beschrijven uiteraard, maar dat gebeurt ook nu reeds in elke degelijk opgestelde overeenkomst… Door aan te duiden ook wie het fiscaal voordeel van de kinderen ten laste geniet, en wie het kindergeld ontvangt, en door duidelijk op te lijsten welke kosten al dan niet door de onderhoudsbijdrage gedekt worden… Maar wordt het dan ook nodig de inkomsten van de ouders op het moment van de overeenkomst te vermelden?
Daarbij rijzen enkele bedenkingen… Ten eerste zullen niet alle ouders bereid zijn die gegevens op te nemen in de overeenkomst, maar bovenal: wat zijn dan juist de inkomsten? Ik denk maar aan het loon dat een zelfstandige zich vanuit de vennootschap uitkeert, grote inkomsten uit onroerend goed, … Hoe breng je dat in rekening, en hoever ga je dan in het omschrijven welke parameters al dan niet in aanmerking werden genomen.
Het antwoord op deze vragen zit m.i. vervat in de wettekst zelf. Artikel 1321 § 1 stelt dat rechtelijke beslissingen tot vaststelling van onderhoudsbijdragen moeten worden gemotiveerd op basis van de elementen opgesomd in zelfde artikel. Het betreft onder meer:
- aard en bedrag van de middelen van elk van de ouders;
- de gewone kosten waaruit het budget voor de kinderen is samengesteld, alsook de wijze van begroting;
- verduidelijking over aard van de buitengewone kosten en bijdrage van elk van de ouders daarin;
-verblijfsregeling van het kind;
- verdeling kinderbijslag en fiscaal voordeel;
- eventuele bijzondere omstandigheden…
De Wet van 21 december voert een tweede lid in, dat stelt dat overeenkomsten tot vaststelling van onderhoudsbijdragen de totstandkoming van de bijdrage moeten motiveren op basis van de boven aangehaalde elementen, of “een deel ervan”. Het lijkt dus niet nodig om àlle elementen uitdrukkelijk te omschrijven, maar het hoeft geen betoog dat een duidelijke en grondig opgestelde regeling bijdraagt aan een goed werkend akkoord.
praktijk van de rechtbanken
De griffies van de Familierechtbanken lijken daar echter anders over te denken…
Er werd een nieuw formulier in het leven geroepen dat verplicht moet worden gevoegd bij elk dossier voor echtscheiding in onderlinge toestemming waarbij kinderen zijn betrokken, en voor elke ouderschapsovereenkomst die ter homologatie zou worden neergelegd op de rechtbank.
Op dit formulier moeten de ouders allerlei zaken invullen, zoals hun netto maandinkomsten, het bedrag dat ze maandelijks aan huur of hypotheekaflossing betalen,…
Spijtig is dat de rechtbanken deze regeling met terugwerkende kracht toepassen. Dus ook de dossiers die al voor de wetswijziging en de nieuw uitgevonden bijlage zijn neergelegd, worden aan de nieuwe regels onderworpen. Dit leidt in de praktijk tot scheidingen die niet in gang worden gezet, en partijen die persoonlijk voor de rechter moeten verschijnen, hoewel die persoonlijke verschijning in principe werd afgeschaft al een hele tijd geleden. Vervelend… voor de betrokken bemiddelaars, notarissen of advocaten, en niet in het minst voor de scheidende partners zelf.
Buitengewone onderhoudskosten
Bij Koninklijk Besluit zal een lijst worden vastgesteld met buitengewone kosten voor kinderen, alsook de wijze van afrekening over die kosten.
Het is erg belangrijk dat deze categorie van kosten uitdrukkelijk en weloverwogen worden opgesomd, want laat duidelijk zijn: de uitgaven voor buitengewone kosten van de kinderen zijn niet begrepen in de vastgestelde onderhoudsbijdrage. De ouder die onderhoudsbijdrage voor de kinderen betaalt, kan daarnaast dus ook nog worden aangesproken om zijn aandeel in de buitengewone kosten te voldoen.
Het Koninklijk Besluit zal voorzien dat over een aantal van die buitengewone kosten vooraf zal moeten overlegd worden tussen de ouders en dat er een uitdrukkelijk akkoord zal moeten zijn van beide ouders, behoudens in gevallen van hoogdringendheid of overmacht.
De ouder krijgt een verzoek tot akkoord toegestuurd. Hij heeft 21 dagen om op de vraag te reageren; bij schoolvakanties van minstens één week krijgt hij 30 dagen de tijd. Reageert de ouder niet, dan gaat men ervan uit dat hij akkoord is met de uitgave. Is de ouder expliciet niet akkoord, dan kan de andere ouder de betwisting aan de rechter voorleggen.
De vastgelegde lijst met buitengewone kosten is indicatief. In de overeenkomst kan er door partijen dus van worden afgeweken.
Schuldvorderingen van buitengewone onderhoudskosten verjaren na vijf jaar.
Verplicht op te nemen clausules
Elke overeenkomst tot vaststelling van onderhoudsgeld moet voortaan uitdrukkelijk, én in begrijpelijke taal de clausule bevatten omtrent de mogelijkheid tot loonmachtiging bij onbetaalde onderhoudsgelden, alsook de gegevens en omschrijving van de werking van de DAVO (Dienst voor alimentatievorderingen).